vrijdag 30 september 2011

Ik ben speciaal..!

"Ik ben Speciaal" is een veeltoegepaste methodiek ontwikkeld door Peter Vermeulen van Autisme Centraal in België. Het is een individuele training voor personen vanaf 9 jaar met een vorm van autisme en een laag- tot bovengemiddelde begaafdheid (IQ vanaf 75).

Doel
Mensen met een autisme uitleggen hoe mensen fysiek, emotioneel en verstandelijk in elkaar zitten. Wanneer is iets een handicap en wanneer niet? Wat is autisme en hoe ziet dat er bij die persoon uit? Wat vind je leuk en wat moeilijk? Hoe ga je hiermee om?
Door meer kennis over autisme leer je hier beter mee om te gaan. En een beter zelfbeeld geeft meer zelfvertrouwen.

Voor wie?
Kinderen, jongeren en volwassenen met autisme die daar zelf veel vragen over stellen of worden geconfronteerd met allerlei moeilijke of onveilige situaties en/of onrealistische verwachtingen over de toekomst hebben.

Met het uitleggen aan ouders en dienstverleners van wat autisme is, is men al jaren bezig. Normaal begaafde mensen met autisme stellen zelf ook de vraag naar wat autisme is, direct of indirect.

Voor hen heeft Peter Vermeulen dit werkboek geschreven, zij lezen, denken of begrijpen namelijk anders. Lay-out en inhoud houden daarmee rekening.Ik ben speciaal is, in de nieuwe gereviseerde versie, een programma voor psycho-educatie met als doel personen met autisme zelfkennis bij te brengen, kennis van (het eigen) autisme en hoe ermee om te gaan. Het hanteert een empowerende, socratische methode.Ik ben speciaal is ontworpen om mee te werken: een kind, jongere of volwassene met autisme doorloopt samen met een volwassen persoon de verschillende werkbladen.

Aanvullingen, verbeteringen, suggesties van ouders, mensen met autisme en dienstverleners zijn verwerkt in deze tweede editie. De werkbladen worden digitaal aangeboden op dvd. Dat maakt het gebruik op computer en in kleurversies mogelijk. De digitale versie vergemakkelijkt het ontwikkelen van eigen versies, zodat Ik ben speciaal op maat en geïndividualiseerd aangeboden kan worden. Zo ontstaat telkens een uniek en creatief boek. Met nieuwe teksten over het zelfbeeld van mensen met autisme, psycho-educatie en de socratische methode. Aangepaste versies voor jongere kinderen, jongeren met een verstandelijke beperking en normaal begaafde volwassenen.

Ik ben speciaal 2:


NBD|Biblion recensie:
Dit boek verscheen voor het eerst in 1999 als losbladige werkmap, met als doelstelling normaal begaafde mensen met autisme te informeren over hun stoornis. Na talrijke reacties en een wetenschappelijke evaluatie heeft autismedeskundige Peter Vermeulen die praktische handleiding aangevuld en omgevormd tot een echt werkboek voor 'psycho-educatie'. Het werkboek kan bovendien ook dienen om broers, zussen of leeftijdsgenoten van iemand met autisme te informeren. Een eerste deel biedt theoretische informatie over de stoornis en richtlijnen om het programma te begeleiden. Deel twee is een praktische handleiding bij de werkbladen, die te vinden is op een bijgeleverde cd-rom. De opdrachten en activiteiten hebben onder meer tot doel dat kinderen met autisme zichzelf kunnen beschrijven, dat ze de gevolgen van de stoornis kunnen inschatten, dat ze coping-strategieen kunnen vormen en dat ze zichzelf positief waarderen. Het betoog wordt ondersteund met schema's, tabellen en een bibliografie. Een erg handig en overzichtelijk vormgegeven instrument voor ouders en begeleiders van kinderen met autisme.

Autisme, wat nu..?: Beroemde autisten...

Autisme, wat nu..?: Beroemde autisten...: Waar zouden we zijn zonder autisme..? Stel je eens voor dat onderstaande mensen nooit zouden hebben bestaan, of geen autisme zouden hebben...

donderdag 29 september 2011

Echtscheiding en autisme

Kinderen ervaren een echtscheiding tussen beide ouders als een enorme ingrijpende en emotionele gebeurtenis. Voor kinderen met Autisme heeft zo’n echtscheiding eveneens een behoorlijke impact. Kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) hebben grote moeite om gedachten, gevoelens en emoties van anderen te begrijpen of te signaleren. Bij een echtscheiding zal dit nog ingrijpender zijn, omdat het hier gaat om beide ouders; ouders die hen vanaf hun geboorte begrip, geborgenheid, structuur, regelmaat, regels, veiligheid en vertrouwen hebben gegeven. De basis die elk kind – maar zeer zeker een kind met ASS - nodig heeft, maar dan ineens wegvalt.

Om wat voor reden ouders dan ook beslissen om uit elkaar te gaan, men komt veelal in de echtscheidingsprocedure terecht, waarbij de omgangsregeling vaak een onderwerp van discussie is. Gaat het binnen zo’n echtscheidingsprocedure goedschiks of kwaadschiks? Zet uw kind(eren) nooit in als onderdeel in de strijd met elkaar en verlies het belang van kind(eren) niet uit het oog. Projecteer de bijkomende emoties nooit op kind(eren), want een kind met ASS kan en heeft niets met de emoties van een volwassen ouder! Natuurlijk is een echtscheiding een emotionele en ingrijpende gebeurtenis, maar er zullen genoeg momenten en/of gelegenheden zijn om (volwassen) emoties te bespreken met anderen, maar laat een kind op dat niveau geen deelgenoot zijn. Een kind heeft zijn/haar eigen emoties/gevoelens en die zijn in dit geval een stuk belangrijker, dan de emoties van de scheidende ouder.

Wat betreft de omgangsregeling is het van belang om goede en duidelijke afspraken te maken. Een kind met ASS hecht aan duidelijkheid, regels en structuur. En tijdens een echtscheiding tussen beide ouders des te meer, want een kind ziet dat stukje “basis” en structuur wegvallen, omdat één van de ouders de “basis” (lees: ouderlijk huis) zal verlaten, om elders een nieuw onderkomen te betrekken.

Maar… ook na de scheiding is het belangrijk om goede begeleiding, ondersteuning en aansturing voor het kind met ASS in stand te houden. Ervaring leert dat een alleenstaande vader en/of moeder na de echtscheiding, de opvoeding, zorg en aandacht van een kind met Autisme als nog zwaarder ervaart, dan toen men nog samen was. En ongeacht of er bij vader en/of moeder wel/geen nieuwe partner in het leven komt; opvoedkundig blijft een kind met ASS een punt van constante zorg en aandacht. Elke verandering in het leven van een kind met ASS vraagt om de juiste aanpak en acceptatie.

Een echtscheiding brengt vaak het nodige teweeg, zo ook op financieel gebied. Waar heeft u als alleenstaande ouder recht op als u alleen achterblijft met een kind met b.v. een PGB-indicatie? Zorg vraagt dan niet alleen om aandacht, maar ook om financiële bijstand en ondersteuning.

Boeken over kinderen en echtscheiding:

woensdag 28 september 2011

Mindfulness bij (autistische) kinderen

Hoewel het effect van mindfulness op kinderen nog niet zo uitgebreid is onderzocht, wordt het al wel enkele jaren ingezet bij de behandeling voor kinderen met Autisme en ADHD.

De eerste onderzoeken hebben inmiddels veelbelovende effecten laten zien van de beoefening van mindfulness met kinderen.

De resultaten laten duidelijke verbeteringen zien in aandacht, blijdschap, bewustzijn en een vermindering van angstgevoelens. Ook presteerden kinderen beter op een aandachtstest. Verder blijkt dat kinderen minder symptomen laten zien, meer zelfvertrouwen hebben en beter in staat zijn relaties met anderen aan te gaan.

De kinderen zelf melden een beter slaappatroon en minder last van angst te hebben. Tevens kunnen zij zich op school beter concentreren en ondervinden zij minder conflicten.

Ouders meldden dat de kinderen meer zelfcontrole hebben, zich minder terugtrekken en meer rekening houden met anderen. Ook voelen de ouders zich minder gestresst en meer bekwaam in het omgaan met het gedrag van hun kind.

Mindfulness en ouderschap
Mindfulness wordt tegenwoordig steeds vaker ingezet als hulpmiddel bij het ouderschap. Twee casestudies van Singh (2006; 2007) toonden aan dat een mindfulnesstraining bij ouders van kinderen met autisme positieve effecten teweeg bracht.

Na de training waren de kinderen minder agressief, gehoorzamer, sociaal meer bekwaam en vertoonden ze minder zelfmutilatie.

Een onderzoek van Bögels en collega’s (2010) liet zien dat na een mindfulness-oudertraining kinderen minder internaliserende en externaliserende problemen hadden.

Verder ervoeren de ouders significant minder opvoedingsstress, hadden zij minder last van psychopathologische klachten en verbeterden zij zowel hun opvoedingsstijl als hun co-opvoeding.

Boeken over Mindfulness en Kinderen:

dinsdag 27 september 2011

MCDD, Een grensgeval...

MCDD: Multiple Complex Development Disorder.(meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis)

Symptomen:
1. Stoornissen in de regulatie van affecten (angst en agressie: angst schiet door in paniek en boosheid in woede).

a. intense angst of gespannenheid.
b. vreesachtigheid of fobie meestal voor ongebruikelijke situaties of voorwerpen.
c.paniekaanvallen of periodes van gedragsmatige terugval met driftbuien/woedeaanvallen.
d.stemmingsschommelingen
e.frequente oninvoelbare, bizarre angstreacties.

2. Stoornissen in de gevoeligheid voor sociale signalen en stoornissen in het sociale gedrag in relatie tot leeftijdsgenoten en volwassenen.
a. sociale desinteresse, vermijden van sociale contacten of grenzeloze contactname, ondanks aanwezige sociale vaardigheden.
b.ontbreken van bestendige relaties met leeftijdsgenoten.
c.aanklampende haat-liefderelaties met name met volwassenen [met name de ouders].

3. Stoornissen van het denken[ hak op de tak springen, bizarre fantasieën]
a. onlogische gedachtegang of plotseling onnavolgbare gedachtesprongen [magisch denken, neologismen]
b.verwarring tussen fantasie en werkelijkheid.
c.gemakkelijk verward raken
d. overwaardige gedachten [grootheidsideeën, verhoogde achterdocht]

Ze moeten leren dat gedrag hen niet zo maar overkomt (en daar hebben ze continu hulp bij nodig), maar dat ze hier zelf invloed op kunnen uitoefenen. Alleen het grote probleem met kinderen met MCDD is dat de regulatie van emoties bij hen verstoord is, en dan gebeurt het soms dat het gedrag hen overkomt voordat ze aan denken toekomen.

MCDD vertoont kenmerken die worden gezien bij autisme maar ook bij schizofrenie en angststoornissen,MCDD wordt gezien als een variant van PDD-nos, maar er zijn duidelijke verschillen.
Bij PDD-nos staan de contactproblemen op de voorgrond, maar bij MCDD staan de problemen met het regulieren van emoties en gedachten op de voorgrond.
Vergeleken bij MCDD-ers zijn PDD-nossers redelijk voorspelbaar in het gedrag.Ze kalmeren ook sneller.
Bij MCDD-ers is het gedrag veel extremer.Het is zeer moeilijk om uitbarstingen zien aan te komen/erbij te helpen en te voorkomen.
Angst is een zeer groot probleem bij MCDD.

Inzicht in de stoornis:
ANGST belemmert iemand met MCDD vaak in het functioneren. Er zijn verschillende soorten angsten. Reële angsten zijn angsten voor iets dat echt bestaat en irreële angsten zijn angsten voor iets dat niet voorkomt of dat voortkomt uit een fantasie.Reële angsten zijn voor ons vaak te begrijpen en daarmee kunnen we ze helpen maar irreële angsten zijn vaak moeilijk te begrijpen dus is het ook lastiger om ze daarmee te helpen.

Angst voor onweer b.v. is voor ons te begrijpen en wij kunnen door middel van uitleg en door behulp van een boekje of tekening uitleggen wat er precies gebeurt bij onweer en we kunnen het kind gerust stellen door te zeggen dat ie geen gevaar loopt omdat ie binnen is. Maar helpen bij irreële angsten is een stuk lastiger voor ons.Daar moeten we soms truukjes voor bedenken of we moeten ze helpen door middel van b.v. therapie.

STRUCTUUR is erg belangrijk voor iemand met autisme.Iemand met autisme wil graag altijd goed weten wat er precies gaat gebeuren. Bij het binnenkrijgen van informatie kunnen wij ons vaak eigenlijk meteen een beeld vormen, bij iemand met autisme komt het als het ware in losse puzzelstukjes binnen en moeten we ze helpen om de puzzel compleet te krijgen zodat ze zich beter een beeld kunnen vormen. Deze vijf puzzelstukjes willen mensen met autisme graag altijd van te voren compleet zien te krijgen

WAAR, WIE, WAT, HOE, WANNEER

Waar gaan we naartoe? Naar oma
Wie zijn daar? Oma,jij en ik
Wat gaan we daar toen? Theedrinken en kletsen
Hoe gaan we daarheen? Met de auto
Wanneer gaan we daarheen? Om 14:00 uur

Tip: Maak een poster met plaatjes (pictogrammen) en teksten aan de muur waar op staat wat het kind die dag gaat doen. (duidelijkheid)

Andere hulpmiddelen zijn : Een dagschema, speciaal onderwijs of trainingen, begeleiding van een psycholoog of psychiater, een aangepaste omgeving b.v. een eigen werkplek,hulp van de ouders, familie, vrienden of kennissen.

STIMULEREN is erg belangrijk ! Er zijn dingen waar iemand met MCDD goed in is. Tip: Maak een boekje door middel van het uitprinten van een paar blaadjes waar op staat:

Waar ben ik goed in?
Wat vind ik leuk om te doen?
Wat zijn mijn goeie eigenschappen?

Samen bezig zijn met je kind is fijn, leerzaam en gezellig. Leer je kind b.v. om om te gaan met je gevoel als je een spelletje hebt verloren. Of samen creatief bezig zijn met papier of het maken van een mooie tekening. Stimuleer je kind door hem complimenten te geven .

TRAINEN kun je je kind in eigenlijk alle dingen waar ie moeite mee heeft. Zo kan het best voorkomen dat bepaalde problemen na een poosje helemaal voorbij zijn,hij heeft geleerd hoe het moet en hoe ie ermee om moet gaan. Toch zal iemand met MCDD altijd problemen blijven houden in het omgaan met andere mensen en zullen ze vaak "onhandig" blijven in denken en handelen.

Hoe train je je kind?
Je traint je kind door hem dingen aan te leren en door oefening gaat het hem uiteindelijk zelf lukken zonder hulp van jou.

Door telkens maar weer te oefenen wordt het vanzelf een automatisme en zo kun je stap voor stap je kind helpen door hem gewoontes aan te leren die normaal zijn binnen de niet-autistische-wereld.

Tips bij de opvoeding:
Hieronder vind je een aantal steekwoorden die telkens weer belangrijk zullen zijn bij de opvoeding van een kind met MCDD.

-Structuur/duidelijkheid/consequent zijn
-Aanleren van dingen/gewoontes
-Stimuleren van gezonde vaardigheden
-Veiligheid

Je dient er bij de omgang met iemand met MCDD eigenlijk altijd rekening mee te houden dat ie een beperking heeft.Inzicht in de stoornis kan je dus helpen om beter met hem om te gaan,maar ook om hem te leren hoe ie met zijn handicap om kan gaan en hem door middel van boekjes o.i.d. helpen om meer inzicht in zijn stoornis te geven.

Iemand met MCDD kan vaak extreem onzeker zijn, het is daarom erg belangrijk dat je duidelijk bent & fantasieën over wat er allemaal kan gaan gebeuren afkapt , zodat je hem een reëel beeld schept.

Leer je kind ook om te gaan met emoties. Bij jonge kinderen kun je dit doen aan de hand van plaatjes. Bij oudere kinderen kun je dit doen door er over te praten of door samen met je kind een rollenspelletje te doen. Rollenspelletjes kunnen je kind ook helpen in de omgang met anderen of bij het verminderen van onzekerheid.

Ook kun je het kind helpen om grapjes beter te leren begrijpen. Door hem veel aan te leren worden de puzzelstukjes op een zeker moment compleet en snapt ie het verband tussen sommige opmerkingen en grapjes.

Is je kind erg teruggetrokken?
Haal hem dan uit zijn schulp door onderwerpen aan te snijden waarin ie geinteresseerd is of door dingen te gaan doen waar ie goed in is of veel plezier aan beleefd.

Tip: Leer je kind om een recept te maken die ie zelf lekker vindt.Leer hem koffie voor je te maken,zodat ie zichzelf nuttig voelt.Vergeet daarbij natuurlijk nooit om te vertellen hoe goed ie erin is,zodat je hem stimuleert en hem het gevoel geeft dat er een aantal dingen zijn waar ie goed in is.

Boeken over MCDD:

Pedagogische adviezen voor speciale kinderen

"Pedagogische adviezen voor speciale kinderen" gaat over speciale, bijzondere, maar complexe kinderen en jongeren, die hun opvoeders soms voor grote problemen kunnen stellen. Naast een beschrijving van hun gedragsproblemen geeft de auteur praktische suggesties voor de aanpak hiervan. De kern van die aanpak is gelegen in de bereidheid van de beroepsopvoeder om á¡chter het probleemgedrag te willen kijken en reeds bestaande positieve gedragingen uit te breiden.

Hierdoor past dit boek in de trend van de tegenwoordige hulpverlening om vooral oplossingsgericht en niet zozeer probleemgericht te handelen. Deze aanpak biedt meer openingen en perspectief in problematische opvoedingssituaties.

Door zijn eenduidige opbouw is het boek zowel een praktisch handboek als een naslagwerk. Van alle problemen worden steeds dezelfde vragen beantwoord. In de elf hoofdstukken van deel II staat steeds beschreven: hoe ziet het probleem eruit volgens het psychiatrische DSM-IV classificatiesysteem, wat zijn mogelijke oorzaken, wat zijn mogelijke behandelingsvormen, wat is de prognose, wat de concrete verschijningsvormen van het probleem in een klas of groep en wat zijn dan mogelijke handelingssuggesties.

In deze geheel herziene uitgave van het boek Pedagogische adviezen voor speciale kinderen is in vergelijking met de eerdere uitgave een aantal nieuwe onderwerpen opgenomen: hechtingsstoornissen, aandachtstekortstoornis zonder hyperactiviteit (ADD) en de meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis als subtype binnen het autistisch spectrum (McDD). Daarnaast is rond de andere problemen de informatie geactualiseerd. Zo is er meer aandacht voor de resultaten uit de hersenwetenschap en meer nadruk op behandelwijzen als cognitieve gedragstherapie, neurofeedback en mindfulness.

NBD|Biblion recensie van "Pedagogische adviezen voor speciale kinderen":
Een tweede, volledig herziene druk, geactualiseerd op een aantal punten en met nieuwe hoofdstukken en nieuwe aspecten en inzichten. Speciaal over hechtingsstoornissen, maar ook over een subgroep binnen PDD-NOS kinderen, de Multicomplex Developmental Disorder-kinderen (MCDD) en kinderen met aandachttekortstoornissen, de ADD-kinderen. Aangehouden is dezelfde indeling als in de vorige druk, maar in deel twee is nu een aantal theoretische verhandelingen toegevoegd over nieuwe behandelingswijzen; ook is een overzicht gegeven van een aantal gedragsproblemen met suggesties voor begeleiding. Het boek is ontstaan in de praktijk van het Speciaal Onderwijs. Je merkt het bij bestudering hoe goed de auteur de groeps- en individuele aanpak in het onderwijs aanvoelt en begrijpt. Dat blijkt al uit de structuur van dit boek: elf probleemgebieden uit deel twee worden voorafgegaan door concrete gedragingen van leerkrachten in hoofdstuk drie in deel een. De auteur begint met de theorie over het probleemgebied, vervolgens wordt de prognose gegeven in de voorgestelde behandelingen en daarna volgen de concrete problemen en de aanpak daarvan. Een standaardwerk voor leerkrachten in met name het Speciaal Onderwijs, maar ook geschikt voor ouders.

Werkboek "Ik leer anders"...

De succesvolle methode "Ik leer anders" is nu ook verkrijgbaar als praktisch werkboek voor leerlingen van de basisschool met met Autisme, leerproblemen, dyslexie, AD(H)D.

Er zit meer in, dan er uit komt. Dit wordt vaak gezegd over leerlingen die onvoldoende presteren op school. Zij hebben een leerachterstand of een vorm van dyslexie. Als bijles niet of nauwelijks helpt, kan de leermethode Ik leer anders een oplossing bieden. Want een grote groep ondergewaardeerde leerlingen heeft juist een bijzondere gave: het zijn beelddenkers. Zij denken niet in woorden, maar in beelden. Daarom wordt het lesmateriaal in de klas niet begrepen en onthouden. Het werkboek Ik leer anders vertaalt de lesstof naar deze visuele manier van denken. Zo kunnen deze leerlingen direct voldoendes halen. Op www.ikleeranders.nl staat de test: Ben jij een beelddenker?

Direct resultaat
Het werkboek Ik leer anders wordt doorgewerkt door een leerling begeleid door een ouder, coach of leerkracht. De leerling kan direct vertellen of deze leermethode werkt. Een voorbeeld: tijdens het oefenen kunnen leerlingen met een taalprobleem, woorden foutloos spellen. Van voor naar achter, maar ook van achter naar voor. Simpelweg omdat ze het woord als woordbeeld hebben opgeslagen. Tafels worden direct onthouden na jarenlang tevergeefs oefenen. Leren klokkijken lukt binnen een paar uur. Hieronder staan verhalen uit de praktijk van ouders en kinderen. De teksten zijn ingekort. Complete teksten staan op www.ikleeranders.nl. Het werkboek is voorzien van vele voorbeelden en foto"s.

Inhoud werkboek
  • Theorie: een andere manier van denken en leren. 
  • Test en karaktervergelijking: herkennen visuele leerlingen. 
  • Informatie op juiste manier ordenen, opslaan en onthouden. 
  • Taal: het alfabet, woordbeelden opslaan, woordpakketten groep 3 t/m 8 
  • Lezen: lege woorden visueel opslaan, leesletters oefenen, lezen met de leespijl. 
  • Cijfers: cijferveld, tafels en het automatiseren van sommen. 
  • Klokkijken: analoog. 

"Bij een spelling toets schrijft hij nu bijna alle woordjes goed i.p.v. van bijna alles fout".

"Eindelijk iemand die mij begrijpt wat ik zie en denk".

Werkboek "Ik leer anders":

Beelddenken en autisme

Uit ervaring weten we inmiddels dat er onder autisten en AD(H)D'ers erg veel zgn. beelddenkers zijn te vinden.

Beelddenkers denken in beelden en gebeurtenissen en niet in woorden en begrippen. Beelddenken is visueel, intuïtief en ruimtelijk denken, zonder woorden. Beelddenkers zijn creatieve denkers die door hun ruimtelijke waarnemingsvermogen en hun visuele voorstellingsvermogen goed zijn in het verwerken van simultane informatie ( gelijktijdig aangeboden). Daarbij letten ze vooral op overeenkomsten, waardoor ze vaak met verrassende oplossingen voor problemen komen.

Omdat beelddenkers in beelden denken en niet in taal, hebben ze moeite met de “vertaling” naar de juiste woorden. Vaak hoor je ze dan ook praten in termen als: dinges, danges, eh eh, je weet wel!

In hun hoofd zien ze het beeld, het plaatje, maar het bijpassende woord kunnen ze zo snel niet vinden. Ditzelfde zou kunnen gelden voor getallen. Een beelddenker ziet bij het woord stoel de stoel in gedachten voor zich. Of de stoel nu achterstevoren of op zijn kop staat: het blijft een stoel. Als ze de letters en hun klanken gaan leren, geeft dit problemen. Immers: een b is andersom opeens een d, en op zijn kop zelfs een p, maar voor een beelddenker blijft het een b.

Beelddenkers zijn snel afgeleid, want net als ze ergens mee bezig zijn, zien ze al weer iets nieuws om te doen. Dat laatste is wel eens lastig voor ouders. De opdracht; “doe je jas uit, ruim je tas op en kom naar de keuken om wat te drinken”, is onmogelijk voor een beelddenker. Terwijl hij naar de opdracht luistert, ziet hij het beeld van de jas aan de kapstok, de tas in de kast en het glas drinken in de keuken voor zich. Op het moment dat hij zijn jas uittrekt, denkt hij alles al gedaan te hebben en gaat rustig met zijn lego spelen. De andere opdrachten lijken vergeten. De ouders van beelddenkertjes zijn wel eens radeloos. “Waarom luister je nou nooit!” is een veel gehoorde wanhoopskreet. Maar het is geen onwil, maar onmacht! Een simpele oplossing is om de opdrachten mondeling te laten herhalen. Het uitspreken van wat je moet doen helpt een beelddenker om beter te onthouden.

Ook op school kenmerkt de beelddenker zich door deze “afwezige” gedrag. Leerkrachten zeggen vaak: “Is dit kind nu dom of neemt hij mij in de maling”. Alle mensen worden als beelddenker geboren. Immers, een baby kent nog geen woorden. Tot 4 jaar zijn alle kinderen min of meer beelddenkers. Ze denken voor het grootste deel in beelden en gebeurtenissen. Langzaam ontwikkelt het taaldenken zich en wordt het beelddenken procentsgewijs wat kleiner. Na het tiende jaar stopt dit proces. Er zijn mensen die dan een voorkeur blijven houden voor het beelddenken: de beelddenkers! Tot het tiende levensjaar dus, kunnen er nog veranderingen optreden, kan men sturen en begeleiden. Hoe eerder beelddenken (h)erkend wordt, hoe beter het kind begrepen wordt… thuis en op school.


Beelddenken is een gave. Geen defect.

Beelddenken is een aanleg, een talent. Geen handicap.


Beelddenkers zijn mensen die bij het oplossen van problemen gebruik maken van taal-vrij, visueel-ruimtelijk denken.

Elk denken heeft als doel het verwerken van informatie. Deze informatie komt binnen via de zintuigen. Via welk zintuigsysteem de informatie aangevoerd wordt is medebepalend voor het verloop van het denken.

Zo wordt bij het horen een volgorde aangereikt: het ene geluid volgt op het andere. De ene klank na de andere komt binnen en deze ordening zorgt ervoor dat we er wat mee Kunnen. Zo niet, dan spreken we van lawaai.

Bij het zien is het weer anders. We zien alles tegelijkertijd. Geen ordening. De informatie wordt zonder meer aangeboden. We moeten zelf gaan filteren om te bepalen wat we gebruiken. Oren dwingen je tot scherp letten op verschillen in klank en nuance; de informatie wordt na elkaar en op volgorde gegeven. Ogen dwingen ons naar overeenkomsten te zoeken; de informatie wordt in een keer, tegelijkertijd aangeboden.

Uit onderzoek blijkt dat beelddenkers “kijkers” zijn. Ze geven er de voorkeur aan, informatie in een keer op te nemen, te verwerken en op te slaan in het beeldgeheugen, waar al de kennis globaal en schematisch gecodeerd is. Er is sprake van een ander geheugen. Aandacht en concentratie zijn anders gericht.

Boeken over Beelddenken:



Tips voor ouders bij het omgaan met een kind dat in beelden denkt:

  • Vertel korte verhalen, anders dwalen de gedachten van je kind af.
  • Opdrachten moeten kort, duidelijk, overzichtelijk en uitvoerbaar zijn.
  • Je kind verbruikt veel energie, omdat de wereld anders is dan de hunne. Houd je kind gerust een keer een dagje thuis.
  • Houd je kind bij zijn werk, vraag wat het moet doen. Dit is belangrijk, omdat zijn gedachten snel afgedwaald zijn.
  • Laat je kind vrij om zijn eigen te maken, maar begeleid hem er wel in door kaders te geven en te blijven herhalen.
  • Complimentjes geven helpt alleen als het echt gemeend is, zonder te overdrijven.
  • Heb er vertrouwen in dat je kind doet wat je vraagt. Heb geduld, de opdracht moet hij eerst even verwerken tot het tot uitvoer komt.
  • Je kind zal alles tot in de details willen weten. Geef hem ook die duidelijke uitleg, want goede redenen helpen hem op weg.
  • Heb geduld in het omgaan met je kind.
  • Je kind zal graag de wereld zo aanpassen dat het bij hem past, het moet gaan zoals hij dat wilt. Stop hem niet meteen, maar geef wel duidelijk je grenzen aan.
  • Zit niet te dicht op de huid van je kind. Zijn verzet zal dan heftiger en dwangmatiger zijn.
  • Maak duidelijke afspraken. Liefdevolle en duidelijke begeleiding waarin een consequente lijn gevolgd wordt geven je kind veiligheid en rust.
  • Doe een beroep op zijn intelligentie en probleemoplossend vermogen. Hierdoor help je hem vooruit te komen.

maandag 26 september 2011

Picto's en Pictogenda

Pictogrammen maken het leven voor kinderen met autisme overzichtelijk. Van te voren is duidelijk wat er komen gaat en wordt visueel d.m.v. een pictogram.

Er zijn verschillende manieren om met pictogrammen (picto's) te werken. Zo kun je een pictogrammenbord maken. B.v. met alle dagen van de week of maar met één dag er op, of zelfs dagdélen. Het ligt er maar net aan wat de behoefte is van het kind. Heeft het kind genoeg aan een plaatje voor het aankleden? Of is er behoefte aan om iedere stap in de vorm van een pictogram te visualiseren?

Wanneer uw kind (nog) niet kan lezen of schrijven is het verstandig om daar rekening mee te houden bij de indeling van het bord.

Een kind dat niet kan lezen of schrijven vindt het namelijk vaak ook niet vanzelfsprekend dat de goede volgorde van links naar rechts verloopt...

Een ander middel is de Pictogenda.

Pictogenda is een verzamelnaam voor een serie praktische alledaagse hulpmiddelen waarbij gebruik gemaakt wordt van (sticker)pictogrammen. Bedoeld voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven.
Pictogenda is een systeem voor mensen die moeite hebben met lezen, schrijven, tijdsbeleving enz. De tekst is vervangen door pictogrammen: de zondag is bijvoorbeeld een zonnetje,december een kerstboom en de tijden zijn vervangen door lege klokken waarop je zelf de wijzers kunt tekenen. Achterin de agenda zijn bovendien meer dan 240 stickerpictogrammen opgenomen die je zelf in je agenda kunt plakken. De pictogrammen zijn ingedeeld in 12 verschillende categorieen, zoals school, sporten en vrijetijdsbesteding. Ieder jaar komen er nieuwe pictogrammen bij.

Er zijn verschillende Pictogenda-producten te verkrijgen, zoals de agenda zelf, de Pictogenda Printer, de Pictogenda Kalender, het Pictogenda Verhuisboek en het Pictogenda Vakantieboek.

Voor wie is de Pictogenda?
De Pictogenda is geschikt voor iedereen die zich moeilijk verstaanbaar kan maken, moeite heeft met lezen en schrijven en/of gebeurtenissen in de tijd te overzien. De Pictogenda wordt dan ook al jaren met veel succes gebruikt door Mensen met een stoornis in het autistische spectrum; Mensen met een verstandelijke handicap of beperking: Mensen met spraak- en taalproblemen; Doven en slechthorenden; Kinderen in het speciaal onderwijs.

Pictogenda producten: 

zondag 25 september 2011

Mindfulness bij volwassenen met autisme

Een praktische wegwijzer voor hulpverleners en mensen met ASS
Ondanks de toegenomen kennis over autisme bij volwassenen, is er helaas nog weinig bekend over passende begeleiding/therapie. Mindfulness is een nieuwe therapie vorm die mensen met autisme kan helpen om minder te piekeren, gedachten los te laten en meer contact te krijgen met hun lichaam. Mindfulness is een van de eerste therapievormen voor volwassenen met autisme die in wetenschappelijk onderzoek als effectief naar voren zijn gekomen.

De bijbehorende website is bedoeld als ondersteuning bij het boek ‘Mindfulness bij volwassenen met autisme’, geschreven door Annelies Spek en met tekeningen van René Hazebroek.

Op de website vindt u de audiofragmenten die u nodig hebt om te oefenen met mindfulness. In het boek staat beschreven wanneer u met welke fragmenten kunt gaan oefenen. Ook staan er op deze website enkele artikelen over mindfulness bij volwassenen met autisme en kunt u lezen waar mindfulness trainingen, zowel voor mensen met autisme als voor hulpverleners te volgen zijn.



http://www.mindfulnessbijautisme.nl/

Rouwverwerking bij kinderen met Autisme

Inleiding
Het doel van dit artikel is om praktische adviezen te geven voor de begeleiding van kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) die met een overlijden te maken krijgen. Als we naar de basisschool leeftijd kijken, blijkt dat ongeveer eenderde van alle kinderen met een overlijden van iemand uit de nabije omgeving geconfronteerd wordt. Op de middelbare school heeft ruim de helft van de kinderen van dichtbij meegemaakt dat iemand is overleden. Daarom is het van belang dat de school en de omgeving van het kind weet hoe kinderen hierin begeleid kunnen worden. Omdat leerlingen met een autisme spectrum stoornis sowieso een andere aanpak en begeleiding nodig hebben, zullen deze leerlingen ook een andere begeleiding in rouwverwerking vragen. In dit artikel doen we daarom hiervoor een aantal praktische handreikingen.

De ontwikkelingsfasen
De ontwikkeling van kinderen maakt dat informatie en emoties op verschillende leeftijden verschillend wordt begrepen, verwerkt en geuit. Doodgaan betekent voor een leerling van 4 jaar heel wat anders dan voor een leerling van 18 jaar. Zo zal de mate van gehechtheid, het concept van ‘doodgaan’, het beleven van angsten, het besef van het onvermijdelijke en onomkeerbare van een overlijden, het omgaan met gevoelens en het afstemmen van het gedrag op de situatie in de leeftijd tussen de 0 en 20 jaar sterk verschillen.

Leerlingen met een autisme spectrum stoornis hebben vaak een emotionele ontwikkelingsachterstand en een andere informatieverwerking. Dat betekent dat een bericht van overlijden hen soms niks lijkt te doen, omdat ze het zo zakelijk lijken te bespreken of omdat ze zulke concrete vragen stellen, zoals "Waarom heeft Opa z'n goede pak aan, als hij toch wordt verbrand?". Het vraagt van de begeleiders dat ze niet naar de kalenderleeftijd van de leerling kijken en daar hun verwachtingen en reactie op af stemmen. Het vraagt van begeleiders dat ze uitgaan van de mentale leeftijd van de leerling en daar hun verwachtingen en gedrag op afstemmen.

Belangrijke tip:
Ga uit van de mentale leeftijd van de leerling en stem daar je verwachtingen en gedrag op af.


In het kort volgen hier de belangrijkste kenmerken van de verschillende ontwikkelingsfasen.

De babyfase, 0 tot 3 jaar
Baby's hebben nog geen besef van de dood. Wel zijn ze stressgevoelig en kunnen ze de afwezigheid van (één van) de ouders opmerken. In deze fase is het van groot belang dat er een veilige hechting ontstaat. De fysieke afwezigheid van de ouders, stress bij de ouders en/of verminderde aandacht van de ouders (en meerdere/andere verzorgers) kunnen een ongunstige invloed hebben op de baby.

Bij baby's is het nog niet vastgesteld of ze ASS hebben. Bij baby's bij wie dat later wordt gediagnosticeerd, komt de hechting vaak minder tot stand. Toch hebben zij niet minder last van een overlijden, omdat zij de stress van een ouder heel goed waarnemen.

Een ander kenmerk van de babyfase is dat de baby meestal via de ouders de wereld leert begrijpen. Ouders geven de wereld betekenis onder andere door objecten of dingen uit de omgeving te benoemen en door te laten merken of het veilig is, bijvoorbeeld "Kijk, dat is een lief hondje!". Kinderen met ASS zijn minder geneigd om naar de ouders te kijken als ze hier mee bezig zijn, zoals minder (oog)contact, minder aanwijsgedrag. Daardoor moeten ze veel zelf gaan ontdekken. Dit kost meer tijd en kan veel stress geven. Daarom is het voor de begeleiding van baby's van belang dat er zoveel mogelijk rust, geruststelling en regelmaat geboden wordt en niet teveel wisselingen van verzorgers.

De kleuterfase, 3 tot 6 jaar
Kinderen op deze leeftijd weten dat er verschil is tussen dood en levend. Ze spelen het in hun spel:
"Toen was ik de ridder en ik maakte je dood met mijn zwaard!". Het andere kind gaat stil op de grond liggen met zijn ogen dicht. Dat is het beeld van de peuters en de kleuters: doodgaan, dat is een soort slapen. En als je weer verder wilt spelen, sta je gewoon weer op of de prins kust je weer levend. Er is nog geen besef van een definitief afscheid. Daarom zal een kind in deze fase nog heel vaak kunnen vragen naar de overledene. Dat is voor de omgeving soms pijnlijk, maar op die manier zal het kind langzamerhand beseffen dat de overledene niet terugkomt. 

Kinderen in deze leeftijd stellen ook vaak concrete en praktische vragen "Waarom moet Oma alleen in de kist?" of "Wat doen we met Opa's mobieltje?". Periodes van intense rouw worden soms afgewisseld met spel, waarbinnen ze niet met rouw bezig zijn.

Ook op deze leeftijd hebben kinderen met ASS vaak nog geen diagnose. Maar bij kinderen die ASS hebben, valt vaak op dat volwassenen het moeilijk vinden om de emoties van deze kinderen te plaatsen, omdat het er niet altijd uitziet als verdriet. Voor de begeleiding is het van belang dat er met geduld en aandacht antwoord gegeven wordt op de (soms onverwachte) vragen. Het is vanzelfsprekend dat we de kinderen vooral serieus nemen, al lijken de gestelde vragen soms erg technisch. “Hoeveel aarde gaat er op de kist van Papa?”

Zeg zo nodig dat jij het ook niet weet, want ook dat helpt het kind verder. Veel kinderen met een oudere kalenderleeftijd, hebben mentaal de leeftijd van peuters en kleuters als het gaat om rouwbeleving.

Basisschoolleeftijd van 6 tot 9 jaar
Kinderen in deze leeftijd weten dat doodgaan definitief is. Je kunt niet meer levend worden. Als de cavia doodgaat is het voor altijd. Ze willen hem dan graag begraven, omdat ze begraven als ritueel kennen. Kinderen in deze leeftijd kunnen nieuwsgierig, maar ook bang gaan worden voor hun gedachtes over wat er gebeurt bij doodgaan. “Wordt de cavia een skelet? Eten de wormen hem op? Mogen we dan over een poosje gaan kijken?”

Belangrijke tip:
Neem alle vragen serieus en geef geduldig en met aandacht antwoord op vragen.


De meeste kinderen in deze leeftijd beseffen nog niet dat ze zelf ook dood zullen gaan. Veel kinderen geloven nog dat het voor hen niet geldt. Als ze met een overlijden te maken hebben, is hun verdriet vaak groot, vanwege het besef van onomkeerbaarheid. Het uiten van verdriet kan voor sommigen heel lastig zijn. Soms wordt het kind vooral boos of druk of opstandig.

Het is ook de periode van het magisch denken. “Als ik niet op de lijntjes loop, zal er niets ergs gebeuren.” Kinderen kunnen bang worden van hun eigen, soms onbewuste, gedachten. Kinderen in deze leeftijd begrijpen steeds meer, maar moeten niet overschat worden. Vooral de soms abstracte begrippen die gebruikt worden, moeten vaak nog wel uitgelegd worden. Omdat ze steeds meer begrijpen, kunnen kinderen vooral redenerend over een overlijden praten, terwijl de emotionele verwerking pas later komt. Van volwassenen vraagt dit vooral geduld.

Kinderen van de bovenbouw, 9 tot 12 jaar
Het besef van het onvermijdelijke en onomkeerbare van de dood is nu aanwezig. Kinderen worden nog meer nieuwsgierig, maar tegelijkertijd soms ook bang voor de dood. “Hoe zal oom Hans eruit zien nu hij opgebaard ligt? Ik wil de as van Oma niet aanraken, wie weet heb ik haar teen te pakken”. Kinderen worden in deze periode steeds zelfstandiger en zo zullen ze ook met rouw om willen gaan. Het uiten van gevoelens kan lastig zijn, vooral als kinderen het gevoel hebben hier ‘volwassen’ mee om te moeten gaan. Juist door het besef van het onvermijdelijke en onomkeerbare van de dood, zal het verdriet zeer groot zijn en vraagt dat
van de omgeving van deze kinderen vooral begeleid worden in het omgaan met verdriet.

Veel kinderen met ASS kunnen op deze leeftijd nog niet bij zichzelf herkennen of ze verdriet voelen en hoe ze dit ‘horen’ te uiten.

Vanaf  12 jaar
Kinderen in deze leeftijd worden jongeren die abstract kunnen denken. Ze hebben zich ondertussen zodanig ontwikkeld dat ze weten dat ieder leven eindigt met de dood. Ze gaan bezig met zingeving, de betekenis van het leven en bestaansrecht. Net als voor volwassenen, zal ieder overlijden van iemand uit de naaste omgeving een schok zijn. Omdat ze in deze leeftijd last kunnen hebben van een imaginair publiek, zie je vaak uitgestelde rouw.

Gevoel en verstand kunnen nog ver uiteenlopen op deze leeftijd. 

Algemene handreikingen:
Voor kinderen met ASS geldt dat de informatie ook in boeken duidelijk moet zijn zonder teveel metaforen of vergelijkingen. Kinderen met goede intellectuele vermogens kunnen de dood het hoofd bieden door het intellectueel een plaats te geven. Het verschil tussen intellectuele en emotionele verwerking kan daardoor groter worden. De emotie blijft achter en heeft meer tijd nodig.

Volwassenen verwachten dat een kind weet hoe het zich in deze omstandigheden moet gedragen. Het is pijnlijk dat een kind niet bezig is met het verdriet, maar met hoe het zich moet gedragen. “Moet ik nu ook gaan huilen?” Kinderen zijn het meest gebaat bij iemand die hun begrijpt en uitleg geeft dat verdriet niet iets is dat je als een toneelstukje moet laten zien maar moet voelen. Wanneer je het niet voelt hoef je ook niet te huilen en dat moeten anderen respecteren.
Belangrijke tip:
Laat kinderen met ASS geen toneelstukjes opvoeren als het om emoties gaat. Leer ze zich op hun eigen manier te uiten en respecteer dat.


Samenvatting van de belangrijke tips:
  • Ga uit van de mentale leeftijd van de leerling en stem daar je verwachtingen en gedrag op af.
  • Neem alle vragen serieus en geef geduldig en met aandacht antwoord op vragen
  • Realiseer je dat een kind met ASS zich niet spontaan op dezelfde manier emotioneel ontwikkelt als andere kinderen. Het heeft een afgestemde begeleiding nodig.
  • Laat kinderen met ASS geen toneelstukjes opvoeren als het om emoties gaat. Leer ze zich op hun eigen manier te uiten en respecteer dat.

Afsluitende tip:
Praat ook eens over rouw als er geen actuele aanleiding is

CBA-Uitvaart_Sales-

Hond heeft positief effect bij autisme

Wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat honden een positief effect kunnen hebben op kinderen met autisme. Dit geldt in versterkte mate als de honden speciaal getraind zijn. Autistische kinderen met een dergelijke hond hebben minder stress, kunnen zich beter concentreren en maken gemakkelijker contact met hun omgeving. De aanwezigheid van de hond vermindert vaak ook de angst of driftbuien van het kind. Deze gunstige uitwerking kan optreden, mits de hond zorgvuldig wordt uitgezocht, getraind en ingezet binnen het gezin. 


Rust en stabiliteit
Een huishond voor autistische kinderen moet enkele specifieke karaktereigenschappen bezitten. Het is belangrijk dat hij zich gemakkelijk laat aaien en knuffelen. Ook onhandige, stevige knuffels mogen geen probleem voor hem zijn. Dit type hond straalt rust uit en is stabiel. Alleen al daardoor zal de hond een kalmerend effect hebben op het betrokken kind met ASS. Door de hond enkele speciale vaardigheden te leren, wordt zijn waarde nog groter. Bij het PAWS-project van KNGF Geleidehonden leren ouders hoe ze dat kunnen aanpakken.

De hond van Jonas
Bij Kristina’s oudste zoon Jonas (8) is de diagnose hoog functionerend autisme (HFA) gesteld. Hij vraagt veel aandacht, het gezinsleven draait vooral om de zorg voor hem. Grote steun en toeverlaat van de hele familie is Colin. Hij is gezinstherapeut, oppertrooster, scheidsrechter, logopedist, relatietherapeut, clown, personal trainer… oftewel hun beste kameraad. Colin is een hond. ‘De dag dat hij bij ons kwam als puppy, zei Jonas tegen hem: ‘Dag Colin. Jij bent een hond’. Het was de eerste keer dat Jonas direct tegen iemand praatte en oogcontact maakte. De tranen sprongen in mijn ogen’, vertelt Kristina. Later deed Kristina mee met het PAWS training- en begeleidingstraject. Daar leerde ze hoe ze Colin nog meer kon inzetten om haar zoon te helpen. Door met zijn neus even Jonas aan te raken tijdens driftaanval bijvoorbeeld, forceert de hond een pauze, die moeder Kristina benut om Jonas te kalmeren. Dankzij Colin kan Jonas nu ook beter omgaan met vreemde mensen.


online adverteren www.m4n.nl

PAWS
PAWS (Parents Autism Workshops & Support) is een trainings- en begeleidingstraject voor ouders van autistische kinderen. PAWS helpt hen bij het trainen van hun eigen huishond of begeleidt hen bij het zoeken naar een passende huishond voor deze taak. Zo’n speciaal getrainde huishond kan een zeer positief effect hebben op het gedrag van een kind met ASS. PAWS is een initiatief van KNGF Geleidehonden.

Via workshops en informatiemateriaal helpt PAWS ouders bij het zoeken naar een geschikte huishond en het trainen daarvan. Als het gezin al een eigen huishond heeft, leert de PAWS-workshop de ouders hoe ze deze hond zo kunnen inzetten dat hij van nut is voor hun kind. De huishond kan bijvoorbeeld worden getraind om het kind af te leiden van bepaald gedrag, door een grappig trucje te laten zien. Of de ouder gebruikt de hond als hulpmiddel om het kind iets te leren. Bijvoorbeeld: de hond moet stilzitten voor hij mag eten, het kind moet hetzelfde doen.

Het PAWS-programma beoogt ook het samenbrengen van ouders van autistische kinderen om ervaringen uit te wisselen. Ter ondersteuning van de ouders is er een telefonische hulplijn en de PAWS-website. Met PAWS biedt KNGF Geleidehonden ouders uit de doelgroep kennis en concrete ondersteuning. KNGF Geleidehonden werkt hiervoor nauw samen met de Nederlandse Vereniging voor Autisme.

Voor informatie: 
http://www.paws.nl/


Maar ook andere organisaties bieden programma's en ccntacten aan met hulp- en begeleidingshonden bij mensen met ASS of een (verstandelijke) handicap.

Een aantal daarvan zijn:

http://www.helpendehonden.nl/

http://www.assistentiehond.nl

http://www.begeleidingshond.nl/

http://www.goldendoodle.nl/wie_zijn_wij2dhonden_en_autisme.html

http://www.zwieten.info/page21/page21.html

http://www.hva-zuidholland.nl/

zaterdag 24 september 2011

Strategieën bij de begeleiding van leerlingen met ASS

Relaties met docenten e.a.

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Gezichtsuitdrukkingen en gebaren worden slecht
opgemerkt en begrepen


Weinig idee wat er in anderen omgaat,
bedoelingen worden slecht begrepen. Weinig
wederkerigheid in communicatie

Neemt zelf geen initiatief om problemen voor te
leggen of vragen te stellen

Koppigheid

Faalangst

Geef zo duidelijk mogelijk aan wat er wordt verwacht,in heldere taal die maar voor één uitleg vatbaar is; herhaal zonodig met extra aanwijzingen

Voorzichtigheid bij het opbouwen van een relatie
(emotioneel neutrale reacties hebben de voorkeur).
Wees precies en betrouwbaar bij afspraken

Leer de leerling hoe hij hulp kan vragen, oefen dit
desnoods met vraagzinnetjes

Onderscheid dit van angst

Herken paniek


Relaties met klasgenoten

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Door naïviteit en zaken letterlijk nemen niet
begrijpen van leugentjes en oneerlijkheid

Object voor buitensluiten, negeren, pesten,
treiteren

Problemen bij werken in groepjes 


Bescherm de leerling, probeer te relativeren en
woede of angst te begrenzen

Voorlichting klas, organiseren van buddysysteem
(te zwaar voor een leerling alleen)

Leerkracht/docent wijst een combinatie aan of
staat alleen werken toe



Inzicht in eigen functioneren

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Onvoldoende inzich in eigen functioneren


Voorzie in informatie

Biedt gesprek aan

Voorzie in feedback en hulplijstjes

Stimuleer contact met andere leerlingen met
Asperger / ASS



Schoolorganisatie

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Onzekerheid en angst bij veranderingen, wisseling leerkracht / docent / vak / lokaal



onzekerbeid en angst bij wisseling van lokalen;
invulling pauze


Bij voorkeur dagelijks contact met mentor over
veranderingen.

Regels en afspraken op schrift (visualiseren)

Maak afspraken, zet buddy in, sta toe binnen te blijven of eerder of later van lokaal te wisselen (als de gangen weer leeg zijn)



Schoolwerk

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Traagheid door informatieverwerkingsprobleem


Problemen om functies en vaardigheden te combineren (schrijven en luisteren)

Te veel in details blijven steken 

Te perfectionistisch 

Omgaan met specifieke angsten

Omgaan met preoccupaties
Korte overzichtelijke taken, extra tijd, individuele
opstart en beëindiging taak

Voorzie in technische ondersteuning (gebruik
laptop)

Geef hoofdlijnen, overzichten, pre-teaching

Bescherm leerling en stimuleer relativering

Begrip, tolerantie en attentie

Gebruiken, maar ook in goede banen leiden



Beoordeling schoolwerk

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Bij beoordeling rekening houden met:
In details blijven steken

Verkeerde associaties gemaakt

De vraag te letterlijk genomen

Foute antwoorden moeten beoordeeld worden met inachtneming specifieke problemen van de
leerling



Prikkels en zintuigen

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Overgevoeligheid voor prikkels


Ondergevoelige zintuigen
Geef leerling een rustige plaats, sta gebruik koptelefoon toe

Stimuleer met multi-sensorische aanpak



Taalproblemen

Probleemgebied
Mogelijke strategieën


Stimuleer leeftijdadequaat taalgebruik

Vermijd zonodig hardop lezen / overhoren

Begeleid spreekbeurten zorgvuldig



Gymnastiek

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Motorische problemen

Zintuiglijke problemen


Angst en onzekerheid
Geef vaste taak bij voorbereiding

Maak afspraken over een plaats om even bij te
komen

Ontsla de leerling desnoods van de verplichting aan alle oefeningen mee te doen



Huiswerk 

Probleemgebied
Mogelijke strategieën
Noteren huiswerk


Vergeten op te schrijven

Spullen vergeten


Opstart- en stopproblemen 
Zorg voor vast moment, voorzie in regels
(huiswerkbuddy)

Lijstje met adressen klasgenoten (buddy)

Lijstjes, reminders en evt. extra set boeken, etui, schrijfmateriaal

Maak afspraken en wees beslis



Uit: Balans, april 2009

Aanbevolen literatuur:

Leerling Gebonden Financiering (RUGZAKJE)

Wat is de Rugzak?
De Rugzak is een andere naam voor de wet op de leerlinggebonden financiering (lgf-wet). Deze wet geeft ouders van een kind met een handicap het recht om die school voor hun kind te kiezen die zij het meest geschikt vinden. Dat kan een reguliere (gewone) school zijn of een school voor speciaal onderwijs. De Rugzakwetgeving is bedoeld voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs.

Regulier onderwijs
Wanneer ouders kiezen voor een reguliere school en het kind extra voorzieningen nodig heeft, kunnen de ouders een leerlinggebonden budget aanvragen. Het kind neemt dit budget als het ware in een Rugzakje met zich mee. Uit de Rugzak kunnen zaken worden bekostigd als extra formatie, ambulante begeleiding etc.

Speciaal onderwijs
Ook ouders die kiezen voor speciaal onderwijs hebben profijt van de wetgeving. In de wet is bepaald dat de toelatingscriteria voor het speciaal onderwijs onafhankelijk en landelijk geldend moeten zijn. Dat betekent dat overal dezelfde criteria worden gehanteerd. Ouders kunnen vervolgens kiezen voor speciaal onderwijs of regulier onderwijs met een rugzak. De Commissies voor indicatiestelling (CvI's) bepalen welk kind voor welk type onderwijs in aanmerking komt. Verder hebben ouders meer inspraak in het onderwijs aan hun kind omdat zij samen met school een handelingsplan voor hun kind moeten opstellen. Dit geldt zowel in het speciaal onderwijs als in het regulier onderwijs met een rugzak.

De leerlinggebonden financiering wordt de Rugzak genoemd omdat het geld gekoppeld is aan het kind, waarbij de ouders zeggenschap hebben over de besteding van de middelen.

Voor meer informatie: http://www.oudersenrugzak.nl/

Het nummer van de Rugzak Informatielijn is: 030-297 06 89.
De informatielijn is geopend op maandag t/m vrijdag van 9.30 - 13.30 uur.

Financiële regelingen bij autisme

Mensen met autisme kunnen gebruik maken van een aantal financiële regelingen. De drie meest gebruikte regelingen zijn het Persoongebonden Budget, de WAJONG en de TOG. Hieronder volgt een toelichting op de procedure voor deze regelingen.

Persoonsgebonden budget (PGB)

Het Persoonsgebonden budget, PGB is een geldbedrag waarmee de aanvrager zelf hulp en begeleiding kan inkopen. Het PGB betreft zorg die is geregeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij kinderen met autisme gaat het vooral om activerende en/of ondersteunende begeleiding Met een PGB kan men zelf de hulpverleners en begeleiders kiezen. Een andere mogelijkheid is om een instantie in te huren die de zorg regelt. Om voor een PGB in aanmerking te komen, moet er een indicatie voor AWBZ-zorg zijn. Voor jongeren tot 18 jaar kan dit worden aangevraagd bij het Bureau Jeugdzorg. Wie ouder is, kan daarvoor terecht bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Meer informatie over het PGB vindt u op:www.pgb.nl 

WAJONG

De afkorting WAJONG staat voor de Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten. Deze wet is opgesteld om gehandicapte jongeren en studerenden van een minimumuitkering te voorzien. De Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening
  • jonggehandicapten is bedoeld voor:
  • jonggehandicapten die al arbeidsongeschikt zijn wanneer zij 17 jaar worden studerenden zonder arbeidsverleden die al ouder dan 17 jaar zijn, maar die tijdens de studie arbeidsongeschikt worden.
Omdat autisme een ontwikkelingsstoornis is, die al voor het 17e levensjaar aanwezig is, komen mensen met autisme ook in aanmerking voor deze uitkering. Uitvoering van de WAJONG is in handen van UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen). Om een WAJONG uitkering bij het UWV aan te vragen, is een keuring door een arts van het UWV noodzakelijk. Meer informatie vindt u op: www.uwv.nl/wajong/

TOG

Veel ouders van kinderen met autisme krijgen een vergoeding vanuit de TOG regeling. Omdat autisme een blijvende handicap is, valt dit onder deze regeling. Echter, elk kind wordt individueel beoordeeld, om te bekijken of er ook echt recht is op een vergoeding uit TOG. Het is daarom mogelijk dat een kind met autisme toch niet aan de voorwaarden voldoet, en er geen vergoeding wordt verstrekt, bijvoorbeeld omdat:
  • het kind jonger dan 3 jaar is of ouder dan 17
  • het kind niet 4 nachten of meer thuis verblijft
  • er een pleeggeldvergoeding of andere vergoeding die op TOG lijkt wordt verstrekt (NIET het PGB, dit staat er los van)
  • medische gegevens te ´gunstig´ zijn. De SVB en Client First beoordelen/ of het kind vergeleken met leeftijdgenoten echt meer zorg nodig heeft. Dit kan per individueel kind verschillen, en kan ook in de loop der jaren veranderen. Alleen de diagnose autisme is niet voldoende. Wanneer u het niet eens bent met het oordeel van Client First / SVB kunt u bij het SVB kantoor in uw regio een klacht indienen. Zij hebben informatie over hoe een klacht kan worden ingediend. Meer informatie vindt u op: www.svb.nl

Curatele, bewind en mentorschap


Waarom ondercuratelestelling, onderbewindstelling of mentorschap?

Curatele, bewind en mentorschap zijn maatregelen voor mensen die niet (helemaal) voor zichzelf kunnen zorgen. U kunt daarbij denken aan verstandelijk gehandicapten- soms al vanaf hun geboorte -, psychiatrisch patiënten, Alzheimer patiënten of mensen die verslaafd zijn. De maatregelen zijn vooral bedoeld als bescherming tegen anderen die misbruik van de situatie kunnen maken. De maatregelen zijn alleen mogelijk bij meerderjarigen. Totdat iemand achttien jaar is, zorgen de ouders of voogd voor de belangen van minderjarigen. De maatregelen kunnen wel al worden gevraagd, voordat iemand meerderjarig is. Ze gaan dan in op het moment dat die persoon meerderjarig wordt.

Curatele
De ondercuratelestelling is bedoeld voor mensen die zowel hun financiële als andere persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen. De wet spreekt van een ‘meerderjarige die wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen’. Verder noemt de wet als redenen voor ondercuratelestelling verkwisting en gewoonte van drankmisbruik. Het drankmisbruik moet er dan wel toe leiden dat de belangen niet behoorlijk worden waargenomen, of dat iemand in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft of de veiligheid van hemzelf of anderen in gevaar brengt. Iemand die onder curatele is gesteld, verliest zijn/haar handelingsbekwaamheid en mag dus niet meer zonder toestemming van de curator, zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Iemand die onder curatele is gesteld wordt een curandus genoemd.

Bewind
Onderbewindstelling van goederen is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. Het is niet altijd nodig om alle goederen van iemand onder bewind te stellen. Soms kan er met een bewind alleen over bepaalde goederen worden volstaan. In de aanvraag moet dan wel precies worden aangegeven om welke goederen het dan moet gaan. Zijn de goederen van iemand geheel of gedeeltelijk onder bewind gesteld, dan mag die persoon niet meer zelfstandig daarover beslissen. Hij mag bijvoorbeeld niet iets verkopen zonder toestemming van de bewindvoerder. Beslissingen moeten wel, zolang dat gaat, samen met de betrokkene worden genomen. De bewindvoerder gaat ook over het beheer van de goederen.

Mentorschap
De instelling van mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen die niet over geld en goed gaan) niet meer kunnen behartigen. Het kan gaan om verstandelijk gehandicapten en psychiatrische of comateuze patiënten. Maar ook oudere mensen, zoals demente bejaarden, die zelf geen beslissing op het persoonlijke vlak meer kunnen nemen. U moet daarbij vooral denken aan beslissingen die moeten worden genomen over verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding. De mentor neemt dan, zoveel mogelijk samen met zo iemand, de beslissing. Bijvoorbeeld als iemand moet kiezen tussen wel of niet zelfstandig blijven wonen of als het gaat om een medische behandeling.

Wie vraagt curatele, bewind of mentorschap aan?
In de eerste plaats kan de betrokkene zelfde maatregel vragen. Verder kan zijn partner zo’n verzoek doen en ook familieleden tot in de vierde graad. Dat zijn ouders, grootouders, kinderen en kleinkinderen en ook de broers en zusters, ooms en tantes en neven en nichten. Als degene om wie het gaat nog minderjarig is, kan ook de voogd de maatregel vragen. Daarnaast kan de officier van justitie de curatele, het bewind of het mentorschap verzoeken. Dat is van belang als er geen familie meer is die het verzoek kan doen of als ‘de familie’ goede redenen heeft om het verzoek niet zelf te doen. De betrokkene zou hun dit bijvoorbeeld zo kwalijk kunnen nemen, dat dit de verhoudingen binnen de familie te zeer zou belasten. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal de officier van Justitie een verzoek doen. Is iemand onder curatele gesteld en vindt de curator dat de curatele zou moeten worden vervangen door een bewind en/of een bewindmentorschap, dan kan in zo’n geval ook de curator een verzoek doen. Als (een deel van) iemands goederen onder bewind is gesteld, dan kan de bewindvoerder het mentorschap aanvragen; omgekeerd kan de mentor een bewind aanvragen als daartoe aanleiding is.

Tenslotte kan het mentorschap ook door de instelling of woonvoorziening waar iemand verblijft worden aangevraagd. Men moet dan wel vermelden waarom de partner van de betrokken persoon, of de bloedverwanten in de eerste of tweede graad (ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen en broers en zusters), de voogd, de curator of de bewindvoerder het verzoek niét indienen.

Aan wie moet het verzoek worden gericht
Een verzoek tot ondercuratelestelling wordt gedaan bij de rechtbank in het rechtsgebied (arrondissement) waar de persoon woont, voor wie de ondercuratelestelling wordt aangevraagd. Voor een verzoek tot ondercuratelestelling hebt u een advocaat nodig. Gaat het om een wijzigingsverzoek betreffende de curatele - bijvoorbeeld de benoeming van een andere curator - dan moet het verzoek worden gericht aan de rechtbank in het arrondissement waarde huidige curator woont (of de overleden curator het laatst heeft gewoond).

Ook als iemand onder curatele staat en men wil die curatele door een bewind en/of mentorschap vervangen, moet dat verzoek worden gedaan bij de rechtbank in het arrondissement waar de curator woont.

Een verzoek tot onderbewindstelling moet worden gedaan bij de kantonrechter bij de rechtbank van het arrondissement waar de persoon woont voor wie de onderbewindstelling is bedoeld, (zie hierboven als het om een onderbewindstelling gaat, ter vervanging van een curatele). Voor de instelling van het mentorschap moet het verzoek aan dezelfde kantonrechter worden gedaan. Een verzoek aan de kantonrechter kunt u zelf doen. U bent niet verplicht om daarvoor een advocaat in te schakelen. U kunt voor uw verzoek om onderbewindstelling of mentorschap eenvoudig een formulier gebruiken wat u hier kunt downloaden.


N.B. Het formulier is zowel voor onderbewindstelling als voor mentorschap te gebruiken. Als u slechts één van beide beschermingsmaatregelen nodig acht, moet u uiteraard alleen deze aanvragen.

Wie kan tot curator, bewindvoerder of mentor worden benoemd
In principe kan iedereen die meerderjarig is en dat wil tot curator, bewindvoerder of mentor worden benoemd. In alle gevallen geldt, dat de uitdrukkelijke voorkeur van degene voor wie de maatregel is bedoeld, moet worden gevolgd, tenzij er gegronde redenen zijn om die persoon niet te benoemen. Voor benoeming tot curator, bewindvoerder of mentor komt in de eerste plaats de partner van de betrokkene in aanmerking. Verder komt voor benoeming in aanmerking één van de ouders, kinderen, broers of zusters. Benoemt de rechter een andere persoon, dan geeft de rechter in de beslissing aan waarom dat is gedaan. Curator U kunt in de aanvraag voor ondercuratelestelling een voorstel doen voor de curator. De te benoemen persoon mag zelf niet onder curatele staan.

Een curator moet altijd een natuurlijk persoon zijn. De benoeming van een rechtspersoon, bijvoorbeeld een stichting, vereniging of bank, is onmogelijk.


Hebt u vragen of wilt u meer informatie
Voor algemene informatie en het aanvragen van brochures kunt u contact opnemen met de telefonische informatielijn van de gezamenlijke ministeries:
Postbus 51 Infolijn
Telefoon 0800 - 8051 (gratis)
Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 09.00 tot 21.00 uur.
Internet: http://www.postbus51.nl 
E-mail: webmaster@postbus51.nl